De Vroege Republiek: oorlog met Pyrrhus van Epirus (deel 1; 281-280 BCE) (2024)

Pyrrhus van Epirus (foto: Catalaon).

Pyrrhus van Epirus wordt doorgaans tot de grootste veldheren van de klassieke Oudheid gerekend. Als het lot het anders had gewild, was hij echter al op jonge leeftijd gestorven. Pyrrhus was in 319 BCE geboren als zoon van koning Aiakides van Epirus. Twee jaar later waren de Molossiërs, een van de Epirotische stammen, tegen hun koning in opstand gekomen. Aiakides was verdreven en Neoptolemos II – een kleinzoon van de broer van Pyrrhus’ grootvader Arybbas – was op de troon gekomen. Epiroten die trouw waren gebleven aan Aiakides hadden de tweejarige Pyrrhus naar koning Glaukias van de Illyriërs gebracht. Die voedde hem samen met zijn eigen kinderen op. Hoewel Aiakides in 313 BCE zijn troon wist terug te winnen, sneuvelde hij nog hetzelfde jaar tegen de Macedoniërs. Glaukias slaagde er uiteindelijk in 307 BCE in om Pyrrhus koning van Epirus te maken. De jongen was toen pas twaalf jaar oud.[1]

Een avontuurlijke leven

Lang bleef Pyrrhus geen koning. In 302 BCE kwamen de Molossiërs tijdens zijn afwezigheid opnieuw in opstand, wat er wederom toe leidde dat Neoptolemos II op de troon kwam. Pyrrhus sloot zich daarop aan bij Demetrios Poliorketes, de zoon van de eenogige Antigonos Monopthalmos, een van de beroemdste generaals van Alexander de Grote. Demetrios – wiens bijnaam zoiets als ‘stedendwinger’ betekent – zag zichzelf als koning van Macedonië. Hij was in 303 BC met Pyrrhus’ zuster Deidameia getrouwd. Dit waren de hoogtijdagen van de zogenaamde Diadochenoorlogen, de oorlogen tussen de generaals van Alexander en hun zonen. In 301 BCE vocht Pyrrhus aan de zijde van Demetrios en Antigonos tegen een coalitie van drie andere generaals, namelijk Lysimachos, Kassandros en Seleukos. Die laatsten behaalden in de slag bij Ipsos de overwinning. Antigonos, al tachtig jaar oud, sneuvelde, maar Pyrrhus bleef zijn zoon Demetrios trouw. Enkele jaren later belandde hij als gijzelaar aan het hof van koning Ptolemaios van Egypte, weer een andere generaal van Alexander.

Gouden munt van Ptolemaios I (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

In 297 BCE trouwde Pyrrhus met Antigone, de stiefdochter van Ptolemaios. De koning gaf zijn kersverse schoonzoon geld en een leger mee, waarmee hij nog hetzelfde jaar zijn koninkrijk terug wist te winnen. Neoptolemos werd, na een korte periode van gezamenlijke heerschappij, uit de weg geruimd. Pyrrhus’ voormalige zwager Demetrios – Deidameia was in 300 BCE overleden – wist in 294 BCE de troon van Macedonië te bemachtigen. De relatie tussen Pyrrhus en Demetrios was inmiddels zeer gespannen en in 289 BCE kwamen de mannen openlijk in conflict met elkaar. Demetrios plunderde Epirus en Pyrrhus viel op zijn beurt Macedonië binnen. In eerste instantie werd hij verdreven, maar de expansiepolitiek van Demetrios had tot grote zorgen geleid bij Lysimachos en Ptolemaios. Samen met Pyrrhus vielen ze de gebieden van Demetrios van drie kanten aan. Demetrios kon hier weinig tegen beginnen en nam de benen. Daarop werd Pyrrhus de nieuwe koning van Macedonië, al moest hij zeer tegen zijn zin de macht delen met Lysimachos. Enkele jaren later, in 285 BCE, verdreef Lysimachos Pyrrhus uit Macedonië, waardoor de laatstgenoemde weer alleen koning van Epirus was.

In de tussentijd was Demetrios in Syrië verslagen en gevangen genomen door Seleukos. Hij zou sterven in gevangenschap. Lysimachos kon niet lang genieten van zijn koningschap van Macedonië, want hij werd in 281 BCE door dezelfde Seleukos verslagen en gedood in de slag bij Korupedion in het huidige Turkije, de laatste grote veldslag van de Diadochenoorlogen. Seleukos riep zichzelf uit tot nieuwe koning van Macedonië, maar werd vervolgens vermoord door een zekere Ptolemaios Keraunos. Keraunos (‘bliksemschicht’) was de oudste zoon van koning Ptolemaios van Egypte. Ptolemaios had om niet geheel duidelijke redenen zijn jongere zoon Ptolemaios Philadelphos als zijn opvolger aangewezen, waarop diens halfbroer Ptolemaios Keraunos Egypte verlaten had en op enig moment in de entourage van Lysimachos was opgenomen. Na diens nederlaag werd hij kennelijk door Seleukos in dienst genomen, een beslissing die de laatstgenoemde flink zou bezuren. Keraunos werd nu de nieuwe koning van Macedonië. Veel concurrenten voor de troon had hij niet meer, of het moest Pyrrhus zijn, die die troon immers ook enkele jaren had bezet. Maar Pyrrhus, die nu eind dertig was en een karrenvracht aan politieke, diplomatieke en militaire ervaring rijker, besloot tot een ander avontuur.

Interventie in Italië

De Griekse stad Tarentum in Zuid-Italië had zichzelf flink in de nesten gewerkt. Tarentijnse aanvallen op een Romeinse vloot in 282 BCE en op het door de Romeinen gesteunde Thurii het jaar daarop hadden tot grote woede bij de Romeinen geleid, net als de schandalige behandeling van een Romeins gezantschap naar de stad. De consul Lucius Aemilius Barbula brak een veldtocht tegen de Samnieten af en viel Tarentijns gebied binnen, dat hij plunderde en platbrandde. Ondertussen leidde zijn collega Quintus Marcius Philippus met succes een veldtocht tegen de Etrusken. Het volgende jaar mocht hij daarvoor een triomftocht in Rome houden. De Romeinen bleken ogenschijnlijk moeiteloos in staat op meerdere fronten tegelijkertijd oorlog te voeren. De Tarentijnen zouden het zonder externe hulp niet lang meer uithouden. Na een intensief debat in de volksvergadering besloten ze een beroep te doen op koning Pyrrhus van Epirus.

Pyrrhus zou natuurlijk niet voor niets de Ionische Zee oversteken. Hij wist dat hij eisen kon stellen en dat de Tarentijnen onder zware druk stonden die te accepteren. De koning eiste dat zij de kosten van de oorlog zouden betalen, hem als opperbevelhebber van alle troepen zouden accepteren en een Epirotisch garnizoen in Tarentum zouden toelaten.[2] Nadat de Tarentijnen met deze eisen hadden ingestemd stuurde Pyrrhus zijn belangrijkste adviseur Kineas vooruit met 3.000 man. Deze troepen stonden onder leiding van een zekere Milon, die onmiddellijk zijn waarde bewees en het moreel van de Tarentijnen opvijzelde. De consul Barbula zou als gevolg van de komst van de versterkingen hebben besloten zijn veldtocht af te breken en zich terug te trekken naar Apulia. Tijdens de terugtocht lokten de Tarentijnen hem met zijn leger in een nauwe pas in een hinderlaag. De consul wist zijn leger te redden door krijgsgevangenen als levende schilden voor zijn troepen uit te laten lopen. Zo wist hij volgens Zonaras te ontsnappen.[3] Uit de Fasti Triumphales weten we dat aan Barbula een triomftocht werd toegekend, niet alleen voor zeges op de Tarentijnen, maar ook op de Samnieten en Sallentini. Zijn veldtocht werd dus, ondanks de hinderlaag, door de Romeinen als een succes beschouwd.

Zuid-Italië en Sicilië (https://awmc.unc.edu/).

Nu was het de tijd voor Pyrrhus zelf om naar Italië te komen. In 280 BCE stak hij over met 20.000 infanteristen, 3.000 ruiters, 2.000 boogschutters, 500 slingeraars en 20 olifanten. Helaas verliep de oversteek niet zonder problemen. De Epirotische vloot kwam in een zware storm terecht en werd uiteengeslagen. De koning zelf spoelde aan in Messapia, waar de inwoners hem gelukkig vriendschappelijk gezind waren. Pyrrhus wist uiteindelijk met een kleine strijdmacht Tarentum te bereiken, waar de rest van zijn leger zich spoedig bij hem voegde. Meteen maakte hij de Tarentijnen duidelijk dat ze ook zelf zouden moeten vechten. Inwoners die geen trek hadden in militaire dienst probeerden daarop de stad te ontvluchten, maar niettemin moet de koning enkele duizenden Grieken onder de wapenen hebben gekregen. Het liefst had Pyrrhus ook gewacht op de komst van Italiaanse bondgenoten, zoals Samnieten, Lucani en Messapii, maar daar had hij simpelweg geen tijd voor. De nieuwe consul Publius Valerius Laevinus was Lucania binnengevallen en plunderde zich een weg door het land.

De slag bij Heraclea

Samnitische ruiter (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

De legers van Pyrrhus en Laevinus stuitten uiteindelijk op elkaar bij Heraclea. De consul was gelegerd op de ene oever van de rivier de Siris, de koning op de andere. De Romeinen waren vol zelfvertrouwen en beschikten mogelijk over meer manschappen dan hun tegenstanders. Laevinus stuurde zijn ruiters en infanteristen de rivier over, waarop de voorposten die Pyrrhus op de oever had achtergelaten zich moesten terugtrekken omdat ze anders omsingeld zouden worden. Pyrrhus moest nu ingrijpen en reed aan het hoofd van 3.000 ruiters de vijand tegemoet. De koning nam, zoals dat een commandant in de beste traditie van Alexander de Grote betaamde, persoonlijk aan de strijd deel. Dat werd hem bijna fataal toen een commandant van een eenheid Frentaanse ruiters het paard van de koning wist te doden met een werpspies. Pyrrhus’ lijfwachten wisten de koning echter te redden en de Frentaan, een zekere Oplakos, werd gedood.[4]

Pyrrhus had met zijn ruiters de Romeinse overtocht niet kunnen verhinderen en werd nu zelf in het defensief gedrukt. Inmiddels was de rest van zijn leger gearriveerd. De Romeinen zouden te maken krijgen met twee elementen in het Epirotische leger waarmee ze nog geen ervaring hadden: infanteristen bewapend met lange pieken en olifanten. De piekeniers van de koning vochten in een dichte falanx met lansen van wel zes meter. Ze waren feitelijk alleen te verslaan als hun formatie uit elkaar viel of hun tegenstanders hun kwetsbare flanken of achterzijde wisten aan te vallen. Met olifanten als strijdwapen hadden de Romeinen ook nog niet eerder kennisgemaakt. Paarden durfden niet in de buurt van deze kolossen te komen en ook op infanteristen maakten deze enorme beesten een geweldige indruk. Toch ging de strijd lange tijd gelijk op, waarbij nu eens de manschappen van Pyrrhus, en dan weer de Romeinen de overhand hadden. Op enig moment ging het gerucht rond dat Pyrrhus gesneuveld was. De koning had, uit vrees dat hij opnieuw door een Oplakos aangevallen zou worden, zijn mantel en wapenrusting aan een van zijn hetairoi gegeven. Deze Megakles was vervolgens gesneuveld. Dit moet wel tot paniek in de Epirotische linie hebben geleid, al wist Pyrrhus snel de orde te herstellen door zich met onbedekt hoofd aan de troepen te tonen.

Bord met twee olifanten (Villa Giulia, Rome).

Volgens Zonaras had Laevinus een deel van zijn ruiterij verborgen weten te houden en zette hij die nu in voor een aanval op de Epirotische achterhoede.[5] Tegenover een normale tegenstander had dit de consul ongetwijfeld een overwinning opgeleverd. Maar Laevinus’ tegenstander was Pyrrhus van Epirus, en de koning lanceerde ogenblikkelijk een tegenaanval met zijn olifanten, die tot dan toe ook nog niet aan de strijd hadden deelgenomen. Hierdoor mislukte de Romeinse ruiteraanval. Met de olifanten en zijn Thessalische ruiters viel de koning vervolgens de Romeinse linkerflank aan. Die dreigde al snel overweldigd te worden, waarna het gehele Romeinse leger zich terugtrok en de Siris weer overstak. Livius beweert dat Pyrrhus later de gesneuvelde Romeinse soldaten inspecteerde en ontdekte dat ze allemaal met hun gezicht naar de vijand waren omgekomen.[6] Dat is ongetwijfeld onjuiste informatie, maar het Romeinse leger werd zeker niet vernietigd in een wanordelijke vlucht. Dionysius van Halicarnassus, die schreef in de eerste eeuw, meldt 15.000 Romeinse doden en 13.000 doden aan de kant van Pyrrhus.[7] Plutarchus, die ongeveer een eeuw later schreef, citeert echter de geschiedschrijver Hieronymus van Kardia, die een tijdgenoot was van Pyrrhus. Hij noemt slechts 7.000 Romeinse en 4.000 Epirotische doden.[8]

De oorlog gaat door

De Romeinse verliezen waren zeker ernstig, maar konden weer worden aangevuld. Voor Pyrrhus was dat veel lastiger nu hij zover van huis was, waarbij het feit dat hij veel vrienden en officieren verloren had een nare bijkomstigheid vormde. Het feit dat hij het Romeinse kamp wist in te nemen was wel een opsteker, net als het feit dat de koning er extra bondgenoten bij kreeg. De Griekse steden Locri en Croton sloten zich bij hem aan en ook de Bruttii kozen zijn kant.[9] Van de gebeurtenissen in Rhegium profiteerden echter noch de Romeinen, noch de koning. Ook Rhegium was een Griekse kolonie, maar tevens een Romeinse bondgenoot. De Romeinen hadden een garnizoen van 4.000 man onder leiding van ene Decius Vibellius in de stad gelegerd. Deze soldaten waren Romeinse burgers zonder stemrecht – ze beschikten over civitas sine suffragio – maar ze waren tevens Campaniërs. Aan de andere kant van de Straat van Messina lag de stad Messana. Campaanse huurlingen die zichzelf Mamertijnen noemden (naar hun oorlogsgod Mamers) hadden deze stad na de dood van de Siciliaanse koning Agathokles in 289 BCE overgenomen. De soldaten van Decius besloten in Rhegium het voorbeeld van hun Campaanse broeders te volgen. Ze namen op verraderlijke wijze de stad in die ze hadden moeten beschermen en moordden een deel van de bevolking uit.

Italië en Gallië (https://awmc.unc.edu/).

De tactische nederlaag bij Heraclea had niet tot paniek bij de Romeinen geleid, hooguit tot kritiek aan het adres van Laevinus, al valt moeilijk in te zien wat die anders of beter had moeten doen. Voor de zekerheid was wel de andere consul, Tiberius Coruncanius, teruggeroepen van zijn veldtocht in Etruria. Die veldtocht liep waarschijnlijk toch al op z’n einde, en voor zijn overwinningen op de legers van de steden Volsinii en Vulci werd aan Coruncanius een triomftocht toegekend. De consul was sowieso een bijzonder man. Hij geldt als de eerste docent rechtsgeleerdheid en zou zo’n 25 jaar later ook als eerste plebejische pontifex maximus dienen.[10] Laevinus had inmiddels ook versterkingen ontvangen en volgde Pyrrhus terwijl die oprukte richting Rome. Zijn marsroute moet uit fragmentarisch overgeleverde bronnen worden gereconstrueerd. Volgens Zonaras probeerde de koning zich meester te maken van de steden Capua en Neapolis in Campania, maar had Laevinus deze tijdig versterkt.[11] Uit de werken van Appianus, Eutropius en Florus kunnen we afleiden dat Pyrrhus vervolgens de route Fregellae – Anagnia – Praeneste aflegde.[12] De Praenestini hadden geen warme band met Rome. Ze waren in 380 BCE onderworpen en hadden tijdens de Latijnse oorlog tegen Rome gevochten. Mogelijk zagen ze de koning als een bevrijder en lieten ze hem gewoon binnen in hun stad.

Overblijfselen van de Romeinse stadsmuren bij station Termini.

Pyrrhus bevond zich nu hemelsbreed op zo’n 30 kilometer van Rome. Dat hij een aanval op de stad zou uitvoeren, was echter niet waarschijnlijk. Rome werd beschermd door sterke stadsmuren, die in de vorige eeuw waren gebouwd. De muren waren zo’n vier meter dik en hadden een hoogte van tussen de acht en tien meter. Ze waren zo’n 11 kilometer lang en omsloten een gebied van naar schatting 426 hectare.[13] De koning besloot daarom onderhandelingen te openen. Hij stuurde zijn trouwde gezant Kineas naar Rome toe om vredesbesprekingen te beginnen. Kineas lijkt daarbij aanvankelijk het nodige succes te hebben gehad, mede omdat hij zich niet slechts richtte op de senatoren, maar ook op hun vrouwen. Uiteindelijk deed hij een prachtig aanbod, dat de meeste senatoren naar verluidt wilden accepteren: vrijlating van alle krijgsgevangenen zonder betaling van losgeld, een vriendschapsverdrag met Pyrrhus en amnestie voor Tarentum. Dat de Senaat het aanbod verwierp, zou het gevolg zijn geweest van een speech van de voormalige censor en consul Appius Claudius Caecus. Wegens zijn oogziekte – Caecus betekent ‘blind’ – had hij al tijden de Senaat niet bezocht, maar deze vergadering wilde hij niet missen. Zijn betoog bracht de senatoren op andere gedachten en ze weigerden vrede te sluiten. De oorlog tegen Pyrrhus van Epirus ging door.[14]

Noten

[1] De best leesbare antieke biografie van Pyrrhus is die van Plutarchus uit de tweede eeuw. Een moderne biografie is Jeff Champion, Pyrrhus of Epirus.

[2] Jeff Champion, Pyrrhus of Epirus, p. 50.

[3] Zonaras 8.

[4] Plutarchus, Pyrrhus 16.

[5] Zonaras 8.

[6] Livius, Periochae 13.

[7] Dionysius van Halicarnassus, Boek 19.11-12.

[8] Plutarchus, Pyrrhus 17.

[9] Jeff Champion, Pyrrhus of Epirus, p. 71.

[10] Livius, Periochae 18.

[11] Zonaras 8.

[12] Appianus, Samnitische oorlogen 3; Florus, Boek 1.13; Eutropius, Boek 2.12.

[13] The Atlas of Ancient Rome, deel 1, p. 83; Jonathan P. Roth, Roman warfare, p. 17.

[14] Plutarchus, Pyrrhus 18-19; Dionysius van Halicarnassus, Boek 19.13.

Related

De Vroege Republiek: oorlog met Pyrrhus van Epirus (deel 1; 281-280 BCE) (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Aron Pacocha

Last Updated:

Views: 6172

Rating: 4.8 / 5 (48 voted)

Reviews: 95% of readers found this page helpful

Author information

Name: Aron Pacocha

Birthday: 1999-08-12

Address: 3808 Moen Corner, Gorczanyport, FL 67364-2074

Phone: +393457723392

Job: Retail Consultant

Hobby: Jewelry making, Cooking, Gaming, Reading, Juggling, Cabaret, Origami

Introduction: My name is Aron Pacocha, I am a happy, tasty, innocent, proud, talented, courageous, magnificent person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.