De Vroege Republiek: oorlog met Pyrrhus van Epirus (deel 3; 278-275 BCE) (2024)

Pyrrhus van Epirus (foto: Catalaon).

Voordat koning Pyrrhus van Epirus naar Sicilië was overgestoken zou hij aan een moordaanslag zijn ontsnapt. Volgens zijn biograaf Plutarchus had de lijfarts van de koning de Romeinen aangeboden zijn heer te vergiftigen in ruil voor een royale beloning. De nieuwe consul voor 278 BCE Gaius Fabricius Luscinus had met verontwaardiging kennisgenomen van het aanbod. Samen met zijn collega Quintus Aemilius Papus had hij vervolgens Pyrrhus een brief geschreven en hem voor de moordaanslag gewaarschuwd. Als dank liet Pyrrhus daarop de Romeinse soldaten vrij die zich bij hem in gevangenschap bevonden. De Romeinen besloten als wederdienst eenzelfde aantal Samnieten en Tarentijnen vrij te laten.[1]

Italië zonder Pyrrhus

In 278 BCE stak Pyrrhus naar Sicilië over, waar hij een leger van 30.000 infanteristen, 2.500 ruiters en 200 schepen verzamelde. Met dit leger boekte de koning in de daaropvolgende jaren grote successen tegen de Carthagers. Deze konden geen vuist maken tegen de grote veldheer en werden steeds verder teruggedreven naar het westen van het eiland. In 277 BCE behaalde Pyrrhus een zege op de Carthagers bij de oude bergvesting Eryx, waarna de laatstgenoemden alleen nog het gebied rond de stad Lilybaeum beheersten. Tot groot genoegen van de Griekse steden pakte de koning tevens met succes de Mamertijnen van Messana aan. Deze voormalige Campaanse huurlingen, die zich met list en geweld van Messana meester hadden gemaakt, stonden erom bekend hun Griekse buren te terroriseren en financieel uit te zuigen. Al deze successen maakten Pyrrhus echter arrogant en dat zou nog grote gevolgen voor hem hebben.

Zuid-Italië en Sicilië (https://awmc.unc.edu/).

In 276 BCE begon de koning onderhandelingen met de Carthagers over vrede. Zijn voorwaarde dat de Carthagers heel Sicilië moesten ontruimen was natuurlijk onacceptabel, waardoor de oorlog zich voortsleepte. Pyrrhus’ gedrag tegenover de Sicilianen begon bovendien despotische trekjes te vertonen. Na de door de koning bekokstoofde moord op Thoinon, een politieke leider in Syracuse, was voor veel Grieken op Sicilië de maat vol. Er ontstond een felle haat tegen Pyrrhus op het eiland en velen sloten zich aan bij de Carthagers, die een nieuw leger stuurden, en zelfs bij de zo gehate Mamertijnen. Belangrijker voor ons verhaal is echter dat Pyrrhus wanhopige smeekbeden van Tarentum en de Samnieten ontving om hen te komen helpen tegen de Romeinen. Hoewel Pyrrhus bij zijn vertrek naar Sicilië wel troepen in Italië had achtergelaten, waaronder een garnizoen in Tarentum, waren het de Romeinen geweest die de afgelopen drie jaren diverse tactische successen hadden geboekt.

Dankzij de Fasti Triumphales hebben we een redelijk goed beeld van de Romeinse overwinningen tussen 278 en 276 BCE. De reeds genoemde consul Gaius Fabricius Luscinus kreeg een triomftocht toegewezen voor overwinningen op de Lucani, Bruttii, Tarentijnen en Samnieten. Zijn opvolger Gaius Junius Bubulcus Brutus behaalde in 277 BCE overwinningen op de Lucani en Bruttii en mocht daarvoor eveneens een triomftocht houden. Samen met Publius Cornelius Rufinus vocht hij tevens tegen de Samnieten, zij het met minder succes. De consul Rufinus slaagde er wel in de stad Croton te heroveren, die eerder naar Pyrrhus was overgelopen.[2] Een andere Griekse stad, Locri, die eerder eveneens de kant van Pyrrhus had gekozen, liep nu weer naar Rome over. In 276 BCE, ten slotte, boekte de consul Quintus Fabius Maximus Gurges een reeks overwinningen op de Samnieten, Lucani en Bruttii. Ook hij mocht hiervoor een triomftocht houden. Het moge duidelijk zijn dat de Italiaanse bondgenoten van Pyrrhus onder zware druk stonden en dat de overkomst van de koning dringend gewenst was.

Terug naar Italië

Pyrrhus zag zich nu genoodzaakt Sicilië te verlaten, wat hij in 275 BCE deed. De oversteek naar Italië ging helaas voor hem met veel moeilijkheden gepaard. In de Straat van Messina werd zijn vloot aangevallen door Carthaagse schepen, waarbij de koning de nodige verliezen aan manschappen en materiaal moet hebben geleden.[3] Het is zeer aannemelijk dat de Carthagers ook het vlaggenschip van Pyrrhus buitmaakten, want de Griekse geschiedschrijver Polybius meldt voor de zeeslag bij Mylae, die in 260 BCE plaatsvond, dat de Carthagers gebruikmaakten van een zevenmansriemer die aan de koning had toebehoord.[4] Eenmaal geland in Zuid-Italië werd het leger van Pyrrhus ook nog eens aangevallen door de Mamertijnen, die een strijdmacht van enkele duizenden manschappen hadden overgezet. De koning verloor twee olifanten en vele manschappen in de strijd, maar zou tevens een enorme indruk op de Mamertijnen hebben gemaakt door hoogstpersoonlijk een tegenstander met zijn zwaard in tweeën te klieven.[5]

Van de Zuid-Italiaanse steden die (weer) in Romeinse handen waren en over Romeinse garnizoenen beschikten, wist Pyrrhus alleen Locri in te nemen. De koning zat ernstig om geld verlegen om zijn troepen te kunnen betalen en plunderde daarom in arren moede maar de beroemde tempel van Persephone in Locri. Het gestolen goud stuurde hij naar Tarentum, maar onderweg kwamen zijn schepen in zwaar weer terecht. Een storm dreef hen terug naar Locri, waar diverse schepen op de kust werden gesmeten. Pyrrhus zag hierin een goddelijke interventie en deed er alles aan om het goud en de andere geplunderde goederen terug naar de tempel te brengen. Zijn criticasters zagen in zijn blasfemische gedrag natuurlijk de voornaamste oorzaak van de nederlaag die hij nog hetzelfde jaar tegen de Romeinen zou leiden.[6]

De ontvoering van Persephone, mozaïek uit de tweede eeuw (Centrale Montemartini, Rome).

De consuls voor 275 BCE waren Manius Curius Dentatus en Lucius Cornelius Lentulus Caudinus. Van hen was de eerstgenoemde gelegerd bij de Samnitische stad Maleventum. Zeven jaar later zouden de Romeinen hier een Latijnse kolonie stichten en deze Beneventum noemen. De reden voor de naamswijziging was simpel: Maleventum was Latijn voor ‘slechte gebeurtenis’ en die naam beloofde weinig goeds. Beneventum – ‘goede gebeurtenis’ – was een uitstekend alternatief. Voor het gemak zal ik hier reeds van Beneventum spreken. De andere consul, Lentulus, voerde oorlog tegen de Samnieten en de Lucani. Volgens de Fasti Triumphales verdiende hij met zijn overwinningen een triomftocht. Beide consuls beschikten waarschijnlijk over een standaard consulair leger van zo’n 20.000 manschappen. Het leger van Pyrrhus was vrijwel zeker groter. Volgens Plutarchus was hij in Tarentum aangekomen met 20.000 infanteristen en 3.000 ruiters. In Tarentum rekruteerde hij plaatselijke troepen, waarna zich ook nog wat Samnieten bij hem aansloten, al had in Samnium de oorlogsmoeheid toegeslagen.[7] Een moderne historicus schat dat Pyrrhus’ leger zo’n 40.000 man sterk was.[8] Zijn sterkste troef waren nog steeds zijn olifanten.

De slag bij Beneventum

Romeinse hastatus (bron: Europa Barbarorum).

Pyrrhus besloot de consul Dentatus aan te vallen voordat diens leger zich kon verenigen met dat van zijn collega Lentulus. Manius Curius Dentatus was echter een zeer ervaren bevelhebber. Hij was de eerste en enige van de gens Curia die het consulaat zou bereiken. Volgens de overlevering zou hij als baby al een volledig gebit hebben gehad, vandaar de bijnaam Dentatus (‘getand’). In 290 BCE had hij eerst de Samnieten en vervolgens de Sabijnen verslagen, waarmee hij een dubbele triomftocht had verdiend. In 284 BCE was Dentatus tot consul suffectus gekozen en had hij de Keltische Senones vernietigend verslagen. Als er één Romeinse bevelhebber aan Pyrrhus van Epirus gewaagd was, dan was het Manius Curius Dentatus wel.

De consul had zich met zijn troepen gelegerd op een heuvel en was dus lastig aan te vallen. Pyrrhus besloot daarop tot een gewaagde nachtaanval die hij persoonlijk zou leiden. Hij selecteerde daarvoor een aantal elitetroepen en zijn beste olifanten. Deze nam hij midden in de nacht mee op een omtrekkende beweging door buitengewoon moeilijk begaanbaar terrein. Helaas bleek de operatie een brug te ver: de manschappen verdwaalden en het legertje viel uit elkaar. Toen het bij dageraad weer enigszins bij elkaar gekomen was en het Romeinse kamp in zicht kreeg, waren de mannen moe en dorstig. De Romeinen waren daarentegen nog vers en uitgerust, en Dentatus gaf zijn troepen de opdracht de aanval te openen. De Romeinen slaagden erin een olifantenjong te verwonden, dat zich omkeerde en grote paniek veroorzaakte onder de Epiroten. Ook doodden ze twee olifanten en namen ze er acht gevangen. Pyrrhus’ verrassingsaanval was faliekant mislukt.[9] De koning wist zelf het vege lijf te redden en sloot zich uiteindelijk weer bij de rest van zijn leger aan.

Bord met twee olifanten (Villa Giulia, Rome).

Dentatus durfde na dit succes wel de heuvel af te dalen en de strijd aan te gaan met de hoofdmacht van Pyrrhus. De Romeinen vielen de troepen van de koning aan en dreven hen op sommige plekken op de vlucht, terwijl ze op andere plekken zelf werden teruggedreven door de olifanten. Deze bleven Pyrrhus’ sterkste wapen. De Romeinse soldaten raakten echter niet in paniek en wisten zich ordelijk terug te trekken richting het Romeinse kamp op de heuvel. De daar achtergelaten wachtposten bestookten de olifanten vervolgens van boven met allerhande projectielen en wisten er vele te raken. De olifanten raakten wel in paniek, draaiden zich om en stortten zich van de heuvel af in de eigen gelederen.[10] Hiermee was de strijd feitelijk beslecht. Pyrrhus verliet het slagveld en Dentatus had een tactische overwinning behaald. Het volgende jaar mocht hij hiervoor een triomftocht houden.

De nasleep van Beneventum

De slag bij Beneventum was geëindigd in een tactische Romeinse overwinning, maar het leger van Pyrrhus was zeker niet vernietigd. Toch besloot de koning dat het nu mooi genoeg was geweest met zijn Italiaanse avontuur. Hij verliet het schiereiland en keerde terug naar Epirus met het grootste gedeelte van zijn leger. Daarmee was de slag bij Beneventum ook een strategische overwinning voor de Romeinen geworden. Toch was het vertrek van de koning niet helemaal het einde van de Epirotische aanwezigheid in Italië. Pyrrhus liet een garnizoen in Tarentum achter onder leiding van zijn zoon Helenos en zijn trouwe commandant Milon.[11] Wellicht zou de grote veldheer nog eens terugkeren naar Italië, maar voorlopig lag zijn toekomst in Griekenland.

Zuid-Italiaanse krijger te paard (detail), afkomstig uit Paestum.

In de laatste jaren van zijn leven nam Pyrrhus het allereerst op tegen Antigonos Gonatas, de koning van Macedonië. Hij slaagde erin delen van diens koninkrijk in te nemen en riep zichzelf opnieuw uit tot koning van Macedonië (eerder was hij dat geweest tussen 288 en 285 BCE). Bij zijn veldtocht maakte Pyrrhus gebruik van Keltische huurlingen. Een Keltisch garnizoen misdroeg zich vervolgens schandelijk in de oude Macedonische hoofdstad Aigai door de koninklijke graven te schenden. Hiermee verspeelde Pyrrhus veel krediet bij de Macedoniërs en maakte hij de terugkeer van Gonatas mogelijk. Een aanval op Sparta in 272 BCE mislukte, waarna Pyrrhus trachtte te interveniëren in Argos, waar een partijstrijd gaande was. In verwarde straatgevechten kwam de koning vervolgens om het leven. Het was een triest einde voor de grote veldheer, die ondanks zijn kennis en kunde toch vooral herinnerd wordt om de ‘Pyrrhusoverwinning’: een overwinning die zo duur betaald wordt dat er eigenlijk sprake is van een nederlaag.

Het vertrek van Pyrrhus van Epirus stelde de Romeinen in staat in het volgende decennium hun verovering van Zuid-Italië te voltooien. Ook Tarentum zou hierbij onderworpen worden. Gaius Fabricius Luscinus, met wie we deze bijdrage begonnen, werd in 275 BCE tot censor gekozen. Hij zette Publius Cornelius Rufinus, die in 277 BCE consul was geweest, uit de Senaat omdat deze meer dan tien pond zilver zou hebben bezeten.[12] Rufinus was een verre voorvader van Lucius Cornelius Sulla, de generaal en staatsman die in de eerste eeuw BCE zo’n grote stempel op de Romeinse Republiek zou drukken.

Noten

[1] Plutarchus, Pyrrhus 21.

[2] Cassius Dio, fragmenten Boek 10.

[3] Plutarchus, Pyrrhus 24.

[4] Polybius, Boek 1.23.

[5] Plutarchus, Pyrrhus 24.

[6] Dionysius van Halicarnassus, Boek 20.9-10.

[7] Plutarchus, Pyrrhus 24-25.

[8] Jeff Champion, Pyrrhus of Epirus, p. 120.

[9] Dionysius van Halicarnassus, Boek 20.11-12.

[10] Plutarchus, Pyrrhus 24.

[11] Jeff Champion, Pyrrhus of Epirus, p. 123.

[12] Livius, Periochae 14; Dionysius van Halicarnassus, Boek 20.13.

Related

De Vroege Republiek: oorlog met Pyrrhus van Epirus (deel 3; 278-275 BCE) (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Ray Christiansen

Last Updated:

Views: 6174

Rating: 4.9 / 5 (49 voted)

Reviews: 80% of readers found this page helpful

Author information

Name: Ray Christiansen

Birthday: 1998-05-04

Address: Apt. 814 34339 Sauer Islands, Hirtheville, GA 02446-8771

Phone: +337636892828

Job: Lead Hospitality Designer

Hobby: Urban exploration, Tai chi, Lockpicking, Fashion, Gunsmithing, Pottery, Geocaching

Introduction: My name is Ray Christiansen, I am a fair, good, cute, gentle, vast, glamorous, excited person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.